De afloop van de treinkaping in 1977 bij De Punt laat de Molukse gemeenschap niet los. Aan de vooravond van de Molukse herdenking, die morgen wordt gehouden, van de gewelddadige beëindiging, heeft een onderzoek van freelancejournalist Jan Beckers tot enige beroering geleid. (zie hieronder het hele onderzoek met alle feiten)

Hij beweert in het stuk, dat hij samen met een van de kapers schreef, onder meer dat minstens drie van de kapers zouden zijn geëxecuteerd tijdens de bevrijdingsactie van mariniers. Mensenrechtenadvocaat Liesbeth Zegveld is gevraagd of zij wil bekijken of de betrokken mariniers alsnog hiervoor vervolgd kunnen worden.

"Kogelregen trof kapers De Punt"

De treinkaping bij De Punt in 1977 is wel degelijk geëindigd in een kogelregen. Dat blijkt uit een geheime documenten die de Volkskrant heeft ingezien. Officieel is altijd ontkend dat de kapers moedwillig door tientallen kogels zijn gedood.

Op 11 juni 1977 kwam er na twintig dagen een einde aan de treinkaping in Drenthe. Bij de militaire actie kwamen zes kapers en twee gijzelaars om het leven. De kaping was het werk van Molukse jongeren die een eigen staat eisten.

Kamervragen
Toenmalig minister Van Agt (Justitie) zei in de Tweede Kamer dat de kapers niet zijn getroffen "door een regen van kogels". De beschieting had volgens hem niet het doel de kapers te doden.

Onlangs verwees minister Opstelten nog naar deze woorden van Van Agt, bij de behandeling van Kamervragen over de kwestie. Aanleiding was een onderzoek waarin werd gesteld dat enkele kapers door militairen waren geliquideerd.

144 kogels
De Volkskrant heeft de nog niet openbare dossiers over deze zaak in het Nationaal Archief mogen inzien. Daaruit komt een heel ander beeld naar voren. In 1978 wisten ambtenaren op het ministerie van Justitie al dat er wel degelijk een kogelregen was geweest. De nota was geschreven door de latere minister Hirsch Ballin, destijds 27 jaar oud.

Volgens de nota bleek uit de autopsie rapporten dat de zes gedode kapers door respectievelijk 12, 40, 18, 28, 13 en 33 kogels waren geraakt; in totaal 144 kogels. Ambtenaar Hirsch Ballin concludeerde dat de verklaring van minister Van Agt uit 1977 niet erg geloofwaardig was. Van Agt was toen inmiddels premier en de nota werd niet openbaar gemaakt.

Heel pittig
Van Agt zegt in de Volkskrant dat de nota hem niet bekend was. "Dit is heel pittig", zegt hij. "Ik kom dit nu pas aan de weet." Ook Job de Ruiter, die Van Agt opvolgde als minister van Justitie, zegt in de Volkskrant dat de nota hem nooit heeft bereikt.
Onderzoeksrapport Treinkaping De Punt

"Hoe gedetailleerd en minutieus gepland het aanvalsplan ook leek, het bleek niet meer dan een monsterplan." Dit concluderen Junus Ririmasse en Jan Beckers in hun onderzoek naar de doodsoorzaak van de gijzelaars en gegijzelden die omkwamen bij de treinkaping in De Punt. "Het is beslist meer geluk dan wijsheid geweest dat het aantal slachtoffers onder de gegijzelden niet veel hoger is uitgevallen."


Het drama van De Punt Door Jan Beckers in samenwerking met Junus Ririmasse Terwijl de Nederlandse jongeren in de jaren ‟70 de luxe hadden zich massaal af te zetten tegen ouders, kerk en staat, waren de Molukse jongeren juist meer dan trouw aan hun ouders, kerk en de nog maar kort bestaande vrije Republiek Maluku Selatan. En terwijl de Nederlandse jeugd opgroeide in de ongekende naoorlogse economische vooruitgang met een keur aan nieuwe vrijheden, brachten zij hun jeugd in afgelegen barakkenkampen door als de zonen en dochters van de ongeveer 4000KNIL- militairen die zich, sinds hun komst begin jaren ‟50, er geleidelijk steeds pijnlijker van bewust werden dat het tijdelijk verblijf dat de Nederlandse regering hun in het vooruitzicht had gesteld, wel eens als permanent bedoeld zou kunnen zijn.Het is de absurditeit van hoe op een kwade dag een hele bevolkingsgroep uit een ander werelddeel tegen hun wil naar een vreemde omgeving wordt overgeplaatst,waar ze plots beseffen slachtoffer te zijn van internationale machtspolitiek.

De Molukse jongeren zagen de frustratie, het lijden en het verdriet van hun ouders. Ze zagen de hutkoffers onder de bedden staan, klaar voor een terugkeer naar het vrije vaderland, een terugkeer die maar niet kwam.Hoe is het mogelijk dat de Nederlandse regering ooit heeft kunnen denken dat 4000strijdbare militairen die sinds 1830 van generatie op generatie in het KNIL dienden,zich hier bij hun lot neer zouden leggen? En dat die strijdbaarheid niet op hun kinderen zou overgaan? Daar bovenop kwam nog eens het onrecht dat hen in Nederland werd aangedaan. Een niet aflatende reeks vernederingen die al direct na aankomst in Nederland begon met het ontslag uit militaire dienst, gevolgd door onder andere het gedwongen aanvaarden van de zelfzorgmaatregelen, het neerschieten van negen Molukse mannen in kamp Westkapelle in 1956 en de ongekend gewelddadige ontruiming van kamp Vaasen in oktober 1976. Kortom, ze zagen zich geconfronteerd met een totale ontkenning van hun bestaan als onafhankelijk volk.

In deze sfeer besluiten Molukse jongeren in de jaren ‟70 tot acties over te gaan in een wanhoopspoging het onrecht dat hun ouders is aangedaan onder internationale aandacht te brengen, gepaard met een gerechtvaardigde proclamatie van hun vaderland. Zij zagen zichzelf als vrijheidsstrijder en waren bereid de consequenties van hun acties te aanvaarden. Ze beseften dat dat niet slechts een langdurige gevangenisstraf, of in het geval van De Punt eventueel een levenslang verblijf in een Afrikaans land betekende, maar ook de dood schrok hen niet af.De negen Molukse jongeren in het bezit van een paspoort voor staat lozen voerden de treinkaping in 1977bij De Punt uit als onderdeel van een vrijheidsstrijd op vreemd grondgebied en beschouwden het dan ook niet als een daad van „terrorisme‟. Ook omdat zij vanaf het begin hadden besloten geen gijzelaars te doden en indien nodig alleen hun eigen leven te offeren.

Hun actie was niet tegen de levens van onschuldige burgers gericht en moet daarom worden omschreven als „politiek gewelddadig activisme‟, waarbij het gebruik van geweld doelbewust zodanig beperkt blijft dat er geen doden bij vallen. En er hoeft geen twijfel over te bestaan dat dit ook voor de actie bij De Punt gold.Dick de Jong, hoofd justitiële dienst van de rijkspolitie district Overijssel, werd ingezet als Leider Plaats Delict en luisterde in die functie alle geluidsbanden van de gesprekken in de trein af. Hierover vertelt hij: „Er waren geen aanwijzingen in de afgeluisterde gesprekken dat er geweld gebruikt zou worden. Er werd zelfs, dat staat mij nog bij, lacherig overgedaan tussen de kapers en de gegijzelden. De stemming inde trein was niet verkeerd, nee. We hebben er, ook uit wat we van de gesprekken inde trein hadden gehoord, nooit echt rekening mee gehouden dat het zou gebeuren,het executeren van mensen. Ze riepen het wel, maar dat was een spelletje.

Wat ik al zei: er werd lacherig overgedaan, ook aan de kant van de gijzelaars van zowel in de trein als de gijzelaars die toen voor even buiten werden neergezet. Daar hadden wij toen al het gevoel dat het alleen maar dreigen was en dat het niet zou gebeuren. Er waren geen aanwijzingen in de afgeluisterde gesprekken dat er beslist wat zou gebeuren.‟  De Nederlandse regering besluit toch tot een zeer gewelddadige aanval op de trein.Daarbij komen acht mensen om het leven. Zes kapers en twee Nederlandse gegijzelden worden gedood door munitie uit wapens van de militairen. IN DE TREIN Wat er zich na de binnenkomst van de mariniers exact in de trein heeft afgespeeld is tot op de dag van vandaag onopgehelderd gebleven. Al snel deden er verschillende mythes de ronde en niet in de laatste plaats aangewakkerd door de verslagen in niet serieus te nemen tijdschriften en kranten, die foto‟s publiceerden van met kogels doorzeefde kledingstukken van de kapers.

Er werd echter niet bij vermeld dat die kleding op het moment van de aanval niet gedragen werd, maar onder het bagagerek en op andere plaatsen aan haakjes hing. De meeste kapers waren gezien het vroege ochtenduur nog gekleed in pyjamabroeken of slechts een onderbroek mett-shirtje zoals Hansina Uktolseja.De dood van alle acht slachtoffers is niet gelijkwaardig onderzocht, althans niet voor wat het onderzoek in de trein betreft. In eerste instantie verzocht de officier van justitie te Assen het Gerechtelijk Laboratorium te Rijswijk om de dood van de twee omgekomen gegijzelden, Rien van Baarsel en Ansje Monsjou, te onderzoeken.In een interview zegt de heer C. van Brakel, in die tijd hoofd van de afdeling wapens, explosieven, werktuigsporen en motorvoertuigen: „De toenmalige directeur van het Gerechtelijk Laboratorium heeft mij gevraagd of ik als coördinator daar op zou willen treden voor het laboratorium. Samen met de technische recherche hebben we geprobeerd het een en ander te reconstrueren. Onze opdracht bestond er hoofdzakelijk uit hoe- en door wie het meisje Monsjou en de man, Van Baarsel, om het leven zijn gekomen. De andere slachtoffers, de Zuid-Molukkers, kwamen eigenlijk niet zo aan bod. Er zijn mariniers geweest en men weet hoe zij omgekomen zijn.‟
Van Brakel gaat niet in op het verzoek om binnen 24 uur met een definitieve conclusie te komen. Volgens hem is een gedegen onderzoek binnen zo‟n korte tijd ondoenlijk. Uiteindelijk werkt hij met drie leden van het rechercheteam van de rijkspolitie Groningen vanaf maandag 13 juni een week lang dagelijks in de trein. De aanwezige rechercheur van de rijkspolitie Hitje Scholten bevestigt dit: „Ik weet nog dat ze heel veel haast hadden, dat onderzoek moest heel snel van Justitie, maar we zijn toch gewoon dwars gaan liggen en hebben gezegd: “Kijk, je hebt een keuze uit twee dingen, of je krijgt een proces verbaal dat aan alle kanten rammelt, of je moet geduld hebben en dan krijg je een gedetailleerd onderzoek. En wij als onderzoekers zijn voor het laatste en niet voor het eerste.” Dat heeft wel wat stof op doen waaien,maar wij hebben onze poot stijf gehouden.‟  Op 15 juni zond de heer Witte, directeur van het Gerechtelijk Laboratorium, een kort een voorlopige conclusie aan de opdrachtgever, de officier van justitie te Assen, met onder meer de vermelding dat Ansje Monsjouis overleden door kogels van het kaliber 7.62 met puntige stalen kernen, afkomstig uit wapens van de mitrailleurschutters.

Over de dood van Rien van Baarsel kon toen nog niet meer gezegd worden dan dat hij door zes kogels was getroffen, waarvan er één in het lichaam is teruggevonden:een 9 mm para. Hiervan kon worden vastgesteld dat deze niet afkomstig was uit een wapen van de kapers. De andere kogels waren dwars door het lichaam gegaan.Op 3 augustus werd Van Brakel door justitie te Assen gevraagd onderzoek te doen naar „de projectielen c.q. restanten daarvan die aangetroffen zijn in de lichamen van de slachtoffers.‟ Nu ging het om alle inde trein overledenen. Dit onderzoek heeft VanBrakel op 3 januari 1978 voltooid en onder ede getekend.

Opmerkelijk hierbij is dat Van Brakel wel de beschikking kreeg over de kogels en fragmenten daarvan, plus andere materiaaldeeltjes die in de lichamen aangetroffen werden. Ook kreeg hij alle wapens van de kapers, maar geen enkele van de mariniers. Van Brakel: „Wij hebben geen enkel wapen gehad van de mariniers. Niks.Het was een geheime operatie.‟  Later komen we nog uitvoerig terug op zowel zijn voorlopige, als uiteindelijke conclusie. Ook zullen de twee leden van de recherche der rijkspolitie ruim aan het woord komen: Hitje Scholten, toen wachtmeester 1 ste klasse, en opperwachtmeester Jan Smit, die na het beëindigen van de aanval als een van de eersten de trein binnenging. Het derde lid van het rechercheteam, H. J. Bossink, is enige tijd geleden overleden.
MARINECOMMANDANT KLOPPENBURG

Marineofficier Ruud Kloppenburg was ten tijde van de belegering van de trein „overallcommandant‟ van de mariniers en had een verbinden de rol tussen het crisis
centrum in Den Haag en de situatie ter plaatse. Hij was medeopsteller van het aanvalsplan.Wellicht ongewild geeft ook Kloppenburg toe dat er een gedeelte van wat zich binnen de trein heeft afgespeeld tot op heden volledig onbekend is. Op ons verzoek van 12 februari jl. om een interview reageert hij als volgt afwijzend: „Toch wil ik je graag mijn motivatie geven. Er is uiteraard heel veel interessante informatie over het onderwerp. Ik denk dat daarvan inmiddels wel zo‟n 90% verschenen is in de verschillende media.

Van deze 90% is een groot gedeelte juist en een klein gedeelte onjuist en uit de duim gezogen. Maar dan blijft er nog 10% over, waarover tot nu toe niet is gepubliceerd en dat is ongetwijfeld de informatie waarnaar je op zoek bent. Het gaat hier om (niet onbelangrijke) details die maar bij een heel kleine groep betrokkenen bekend zijn,niet in de laatste plaats bij mij. Het zijn soms ook details die het verschil kunnen maken tussen slagen en falen. Ik ben evenwel van mening dat mijn integriteit en loyaliteit (2 kernvoorwaarden van het Korps Mariniers) in het geding komen indien ik aan enige vorm van publicatie over deze details zou meewerken. Ook om operationele reden. Derhalve is het zo dat publicatie van de details onherroepelijk leidt naar de bron.‟  Deze reactie bevestigt niet alleen ons vermoeden dat er onbekende feiten zijn, maar laat ook onverbloemd zien dat de korpsgeest prevaleert boven wat er nu daadwerkelijk is gebeurd tijdens een van de belangrijkste gebeurtenissen in de recente geschiedenis van Nederland en het Molukse volk in Nederland. Tevens rijst hieruit het vermoeden dat een aantal van de betrokken mariniers en tenminste één van de superieuren menen dat ze zich kunnen en mogen onttrekken aan de feiten van een militaire operatie die onder leiding en dus verantwoordelijkheid van de Nederlandse regering werd uitgevoerd. Tenzij natuurlijk ook de regering op de hoogte is van die tien procent ongepubliceerde informatie. Opmerkelijk is ook dat Kloppenbrug zegt dat publicatie van de details onherroepelijk naar de bron zal leiden.

Dat is ook zo. Maar of hierbij dezelfde bron wordt bedoeld als wij voor ogen hadden is zeer de vraag. De sporen in de trein, de kogels en fragmenten uit de lichamen van alle overledenen vormen de bron van ons onderzoek, aangevuld met getuigenverklaringen. Deze bron leidt naar degenen die verantwoordelijk waren voor die kogels en andere sporen. En dat is wellicht de bron die Kloppenburg bedoelt.
AUTOPSIE RAPPORTEN EN FORENSISCH PATHOLOOG

Onder welke omstandigheden stierven de slachtoffers? Teneinde hier nader inzicht in te krijgen raadpleegden we de autopsie rapporten van de arts patholoog anatoom dr.J.D. Elema en zijn collega arts patholoog anatoom dr. H.J. Houthof, beiden toentertijd verbonden aan de rijksuniversiteit van Groningen. De autopsies werden door hen uitgevoerd op last van de rechter commissaris strafzaken bij de arrondissement- rechtbank te Groningen. Rechercheur Hitje Scholten, die de autopsies bijwoonde en er foto‟s van maakte, zeg t dat beide artsen nog die zelfde dag om een uur of zeven in de ochtend met de autopsie begonnen en die rond negen uur in de avond voltooiden.

Daar de rapporten in gedateerde taal zijn geschreven en vanwege de complexiteit voor een leek moeilijk toegankelijk zijn hebben we de heer F.R.W. van de Goot verzocht de oude rapporten te bestuderen en om te zetten in begrijpelijker Nederlands. Van de Goot is hoofd afdeling forensische pathologie bij Symbiant Pathology Expert Centre te Alkmaar in samenwerking met het forensisch bedrijf  Verilabs te Leiden. Hij bestudeerde ook de autopsie foto‟s van alle slachtoffers.  Daarnaast hebben we ook het definitieve rapport van het Gerechtelijk Laboratorium te Rijswijk en de onderzoeksresultaten van de technische recherche rijkspolitie Groningen onder de loep genomen. AANVALSGROEPEN EN BEWAPENING Per overledene of situatie geven we aan uit hoeveel mariniers de aanvalsgroep bestond. Iedere groep werd aangevoerd door een eenheidscommandant die per headset in verbinding stond met Kloppenburg. Uit het aanvalsplan blijkt dat er per marinier één wapen gedragen werd; een uzi of een revolver Land mark 3. Per uzi-drager werden twee magazijnen met ieder 25 stuks 9 mm para patronen meegegeven. Degenen die een revolver hanteerden, beschikten ieder over twaalf stuks van de omstreden en bij verdrag van Genève 1948 verboden Hollow Point 5patronen. Deze Hollow Point 5 patronen waren na verkregen toestemming afkomstig uit het depot van VB HKAZ oftewel de Van Braam Houckgeest Kazerne in Doorn.

Deze voor militaire doeleinden verboden zware munitie die uitsluitend bedoeld is om te doden blijkt daar voorradig te zijn. Aan bijna alle ploegen is een ziekenverpleger bewapend met een pistool toegevoegd. Aanvalsgroep 1 word niet beschreven omdat die een gedeelte van de trein binnen ging waar zich niemand bevond.
DE SLACHTOFFERS
Hansina Fransina Uktolseja (8 september 1955  – 11 juni 1977) Hansina krijgt te maken met aanvalsgroep 2 onder leiding van korporaal Rinus. De groep bestaat uit vijf man, van wie er vier een revolver dragen en één (korporaal Rinus) een uzi.

Hansina‟s slaapplaats bevond zich ter hoogte van de stoelnummers 171 t/m 178, vier  maal twee tegen over elkaar gelegen banken achter het balkon van de restauratie coupé. Tijdens de beschieting door precisieschutters wist zij via dat balkon tot in de restauratiecoupé te komen. Deze bevat de stoelnummers 165 tot en met144. Daarachter loopt langs de keukenwand een gangpad in een bocht naar rechtsen vervolgens een bocht naar links naar het eind van de coupé.

Daar werd zij in de hoek tegen de deuren van het volgende balkon aangetroffen. Haar lichaam lag in de lengterichting van de trein en met haar benen in de richting van de coupé.In totaal werden er in het lichaam van Hansina veertig verwondingen gevonden, wat niet betekent dat zij door evenveel kogels is geraakt. In haar benen werden 19verwondingen aangetroffen, waarvan het merendeel doorschoten van voor naar achter of van achter naar voor. Dat brengt het aantal schoten in de benen met ongeveer de helft terug, want bij een door schot veroorzaakt één kogel twee verwondingen. Omdat het doorschoten waren, is niet vast te stellen om wat voor munitie het gaat, mogelijk de 9mm kogels uit een uzi. Opmerkelijk is dat deze schoten frontaal zijn afgevuurd en niet van opzij zoals te verwachten zou zijn bij treffers door vuur van buiten dat op de zijkant van de trein is gericht.

Het is zeker niet ondenkbaar dat Hansina zich nog in staande positie bevonden haar benen onder haar vandaan geschoten zijn.Ook aan beide armen en handen waren een groot aantal verwondingen, waarbij opvalt dat er in het autopsierapport bij deze verwondingen geen bloeduitstortingen worden vermeld. Dit kan erop duiden dat de schoten na het overlijden zijn toegebracht. Er is dan immers geen circulatie van het bloed meer, waardoor er ook geen verschijnselen van bloeduitstorting ontstaan.De verwondingen die een groot verlies aan bloed veroorzaakten, liggen dicht bij elkaar in de borst en belemmerden daardoor het ontstaan van bloeduitstortingen bij andere verwondingen. Deze verwondingen aan de borst zijn duidelijk bij leven opgelopen en veroorzaakten de dood.Ook is er een schotwond aan het hoofd, van het rechteroor naar het schedeldak,waarin een uitgebreide breuk zichtbaar is.

Het autopsierapport vermeldt dat het niet waarschijnlijk is dat dit schot bij leven is toegebracht, omdat de wond daarvoor niet de benodigde hoeveelheid bloed vertoont. Wat betekent dat haar hart al stilstond en niet meer in staat was bloed naar het hoofd te stuwen. Uit het rapport van het Gerechtelijk Laboratorium blijkt dat dit schot is toegebracht door revolver munitie waarvan delen onder het schedeldak zijn aangetroffen.Een schot in het hoofd met een revolver wordt met maar één doel afgevuurd: als een na schot of genadeschot om het slachtoffer te doden. Omdat er al een groot aantal andere verwondingen waren opgelopen, is het maar zeer de vraag of de schutter wist of het slachtoffer op dat moment reeds overleden was of dat hij veronderstelde dat zij nog leefde.
Ook van twee andere verwondingen waarbij munitieresten in het lichaam zijn aangetroffen, stelt Van Brakel in zijn rapport vast dat dit naar grote waarschijnlijkheid revolverschoten zijn geweest. In een schouder worden munitieresten aangetroffen en in de rug een platgeslagen kogel. Maar er doet zich nog iets opmerkelijks voor.Tijdens het onderzoek in de trein wordt Van Brakel er door de inmiddels overleden Bossink op gewezen dat er ook weefsel van Hansina is aangetroffen aan de onderkant van het bagagerek ter hoogte van stoel 147. En dat is pakweg drie meter van de plaats waar zij uiteindelijk is gevonden. Over de aard van het weefsel heerst onduidelijkheid.

Dan zijn er nog twee schotwonden aangetroffen in de schaamstreek, ontstaan door schoten die volgens de oude versie van de autopsie rapporten vanuit een wisselende lage positie zijn afgevuurd, terwijl Hansina op de grond lag. De verwondingen lopen in de lengterichting van de schoten door tot in de buikholte, wat tot de conclusie leidt dat de schutter zijn wapen vlak boven de vloer gehouden moet hebben en gericht tussen de benen heeft gevuurd. Ook hier vertonen de inwendige verwondingen niet het beeld dat de schoten bij leven zijn toegebracht, er zou dan meer bloed aanwezig moeten zijn.

De uitspraak van korporaal Rinus in een publicatie uit 2000 dat hij met zijn uzi een salvo op Hansina heeft afgevuurd terwijl zij op de grond lag, is niet in overeenstemming met de feiten. Geen van de drie onderzoekers in de trein heeft inde vloer onder Hansina kogelinslagen of andere sporen die daarop duiden aangetroffen. „Hoeveel kogels moeten er dan wel niet in haar lichaam zitten? Een uzi heeft een vuursnelheid van 600 kogels per minuut, dat is tien per seconde,‟ zegt Van Brakel.Hij stelt vast dat Hansina door revolverschoten om het leven is gekomen en er geen resten van uzi-munitie in haar zijn aangetroffen. Bovendien, zo blijkt uit het aanvalsplan, mocht alleen aanvalsploeg 5 de uzi‟s op automatisch hebben staan en gold voor alle andere ploegen de instelling: schot voor schot.

Mocht zij toch door een uzi beschoten zijn dan hebben er meerdere schutters op haar gevuurd. Het autopsierapport eindigt met de conclusie dat Hansina ten tijde van de beschietingen van positie veranderd moet zijn. Maar dat kan ook betekenen dat er vanuit diverse posities en wellicht door verschillende schutters op haar is geschoten.In het aanvalsplan staat onomwonden dat wanneer een kaper zich overgeeft de KG-procedure (krijgsgevangenen) moet worden gevolgd. Dit duidt erop dat men zich inde trein schijnbaar aan het militair recht te houden had. Het doden van gewonden is daarbij uitdrukkelijk verboden.

En dat lijkt wel met Hansina te zijn gebeurd.Ook de bewering van korporaal Rinus in dezelfde publicatie uit 2000 dat hij een noise grenade in de coupé waarin Hansina verbleef, heeft gegooid, is bezijden de waarheid. De drie onderzoekers in de trein geven nadrukkelijk aan dat ze daar geen enkel bewijs voor hebben gevonden.
Matheus Tuny (28 december 1951  – 11 juni 1977) 

Aanvalsgroep 3 bestaat uit vijf man onder leiding van eenheidscommandant Ruud (pseudoniem). Deze groep beschikt over drie uzi‟s, twee revolvers en twee noise grenades. Op het moment van de aanval liggen Matheus Tuny en Junus Ririmasse in een van de coupés van de eerste klas te slapen. Het vuur van zowel de precisie- als de mitrailleurschutters vliegt door de deuren van hun coupé heen. Junus springt meteen overeind en roept naar Matheus dat hij op de grond moet gaan liggen. Beiden worden al getroffen voordat ze goed en wel op de grond liggen en met zijn rug naar de richting van het vuur probeert Junus Matheus te beschermen.

Het rapport van Van Brakel vermeldt dat er een zevental kogels of fragmenten daarvan in het lichaam van Matheus zijn teruggevonden. Het betreft uitsluitend munitie van het kaliber 7.62 met stalen kernen, afkomstig uit de wapens van de mitrailleurschutters. Matheus heeft verwondingen aan benen, schouders, armen en borst, waarbij vooral de verwondingen aan de borst voor veel bloedverlies zorgden. Volgens het autopsierapport was er rond vrijwel alle verwondingen sprake van bloeduitstortingen: „Het is aannemelijk dat mede gezien de aard van het vaatletsel alle letsels min of meer gelijktijdig zijn opgelopen.‟ De conclusie van het rapport luidt:„Bij Matheus Tuny was bloedverlies ten gevolge van meervoudig schotletsel de oorzaak van het intreden van de dood.‟  Junus loopt een tiental kogelverwondingen op, waarvan er zich nog een aantal in het lichaam bevonden.

Bij aankomst in het Academisch ziekenhuis in Groningen wordt een shock geconstateerd veroorzaakt door zowel uit- als inwendige bloedingen. Zijn medisch dossier vermeldt dat er schotwonden werden gevonden in de rechterschouder, de rechter bovenarm, de rechter thorax (tussen ribben en wervelkolom), in de buik, drie stuks in de rug, de linkerbil, de linkerelleboog en in het linker onderbeen. Tussen het schaam- en zit been zat een kogel, die op 16 juni is verwijderd, en een tweede stak in de pleuraholte, het borstvlies tussen borstholte en longen, en werd net als de kogels in zijn rug bij aankomst in het ziekenhuis verwijderd.

Op 1 augustus werd er een huidtransplantatie verricht op de bovenarm,alle andere wonden genazen na verloop van tijd vanzelf. Op 13 september werd nog een kogel die vlakbij de vaatzenuw van halswervelkolom naar de arm stak,verwijderd. Op 22 september werd Junus uit het ziekenhuis ontslagen.Marinier Ruud trof Matheus en Junus aan en hij ging in tegenstelling tot zijn collega Rinus en, zoals later zal blijken, eenheidscommandant Peeks, wel over tot arrestatie van de overlevenden.

Ronald Lodewijk Paulus Lumalessil (20 augustus 1957  – 11 juni 1977)

Ronnie, zoals Ronald genoemd werd, krijgt met dezelfde aanvalsgroep te maken als Matheus en Junus. Samen met Andreas Abraham Luhulima verblijft hij in de coupé direct achter die van Matheus en Junus. Andreas wordt daar gearresteerd door marinier Ruud. Ronnie overlijdt ter plekke.

Bij Ronnie werd een veertiental verwondingen aan armen, benen, romp en hoofd geconstateerd. Uit het rapport van Van Brakel blijkt dat een aantal in het lichaam aan getroffen kogels plat geslagen zijn, met name de kogels die in het linker schouderblad en de linker thorax werden aangetroffen. Hieruit valt op te maken dat dit geen kogels met stalen kernen zijn, die een hoge snelheid hebben en hun energie lang vasthouden.

Jan Smit, lid van het rechercheteam dat de trein onderzocht, vertelt, terwijl hij ons zo‟n uit de trein afkomstige stalen kogel toont: „Deze kogels hebben het voordeel dat ze praktisch geen verwonding veroorzaken. Het is een klein kaliber met een puntige stalen kern. Hij volgt een kaarsrechte baan en heeft geen verwoestende werking. Het in schot is vaak even groot als het uitschot. Kijk, een normale kogel vervormt bij het in schot. Dan gaat hij draaien en krijg je een soort gehaktmolen effect. Deze kogels met van die stalen punt en gingen dwars door de trein en een lichaam heen. En sommige ook door de stalen palen naast de trein.‟  Een platgeslagen kogel duidt eerder op lood. Bij andere verwondingen constateert Van Brakel ook loodfragmenten. Forensisch patholoog Frank van de Goot constateert een schotbaan vanaf het sleutelbeen omlaag door de rechter borsthelft tot aan het hart.

Deze schotwond veroorzaakte veel bloedverlies en is dus bij leven opgelopen. Een tweede schotbaan liep door de hals met een uitschot hoog in het midden van de borst. Hiervan is uit het oorspronkelijke autopsierapport niet op te maken of er een bloeduitstorting bij is opgetreden.Ten slotte wordt er een door schot aan het hoofd geconstateerd. Deze baan verloopt van nabij de rechter kaakhoek tot midden op het achterhoofd, waar de kogel een rafelige uitschot wond veroorzaakte. De inwendige richting van de schotsbaan verloopt van rechtsvoor naar linksboven achter. Deze verwonding moet gezien de geringe bloeduitstorting zeer kort voor het intreden van de dood opgelopen zijn. De verwonding aan de borst is, afgaande op het grote bloedverlies dat daar plaatsvond,eerder toegebracht dan het schot door het hoofd.

Rien van Baarsel (16 december 1936  – 11 juni 1977) 

Aanvalsgroep 4 onder leiding van eenheidscommandant Hans de Waal Malefijt. Bestaat uit 12 man met 4 uzi‟s, 7 revolvers, 1 pistool, 1 noise grenade.
Hoe gedetailleerd en minutieus gepland het aanvalsplan ook leek, het bleek niet meer dan een monsterplan, waarbij het er vooral om ging in een zo kort mogelijk tijd zoveel mogelijk lawaai en geweervuur te genereren (son et lumière) in de ijdele hoop dat de gijzelaars zich op de grond zouden werpen en er bleven liggen.

Men lijkt er totaal geen rekening mee te hebben gehouden dat er zich 51 gegijzelden in die trein bevonden die niet allemaal hetzelfde reageren op wat er volslagen onverwacht vanbuiten op hen afkomt. Het is beslist meer geluk dan wijsheid geweest dat het aantal slachtoffers onder de gegijzelden niet veel hoger is uitgevallen.Rien van Baarsel, die wegens zijn hyperventilatie meer ruimte nodig had dan in de herenafdeling beschikbaar was, verbleef met 15 vrouwen in het zogenaamde damesgedeelte van de trein. In publicaties van de overheid en andere media viel hem weliswaar de twijfelachtige eer te beurt dat hij als enige is gaan staan, maar de waarheid is anders.

Ook Hendrien Maat, die in de nacht voor de aanval op de stoelen nummer 106 en 107 sliep, is gaan staan: „Nadat die bom (noise grenade) naar binnen was gegooid, ben ik ook gaan staan om de raampjes open te draaien. Je stikte bijna in die rook.  Achteraf denk ik wel: dat had ik nooit moeten doen.‟  Met Hermien Smits, die ook opstond, loopt het slechter af. Van op nog geen meter afstand wordt zij door twee schoten uit het wapen van een marinier getroffen. Tegen ons vertelt ze: „Ik heb hier gezeten (stoel 93) en tijdens de bevrijding raakte ik in paniek en wilde er uit. Bij de schuifdeuren stond een marinier die op mij schoot,tenminste ik zag zijn hand met een geweer om de hoek van de deur komen. Ik ben gewond geraakt aan mijn oog, net niet door het netvlies, en aan de zijkant van mijn schedel.

Mijn hoofd lag open en er is een stukje van mijn schedel af. Ik heb nog steeds twee kale plekjes. Als ik er aan terugdenk, zie ik weer het geweer of wat het ook was en de lichtflitsen die eruit naar mij toe kwamen. Mijn vader heeft later nog contact gezocht met die marinier, maar die gaf te kennen mij niet te willen spreken. In Groningen ben ik aan mijn netvlies geopereerd en heb uiteindelijk twaalf dagen in het ziekenhuis gelegen.‟  Rien van Baarsel sterft wel tijdens de aanval binnen de trein. Na veel geharrewar met justitie krijgt zijn weduwe uiteindelijk een uittreksel van het autopsierapport van haar man. Hierin staat dat hij door  één „Molukse‟ kogel om het leven is gekomen. De districtscommandant van de rijkspolitie te Drenthe, de heer Bergsma, bestaat het enige tijd later persoonlijk bij haar aan de deur te komen om haar de „waarheid‟ te vertellen. Die „waarheid‟ blijkt een nog grotere leugen dan de officiële verklaring van justitie: haar man zou geraakt zijn door vijf Molukse kogels en één marinierskogel,waarbij het onduidelijk zou zijn door welke kogel haar man om het leven is gekomen.

Politicoloog Peter Bootsma concludeert in zijn in 2000 verschenen boek De Molukse acties : „De vraag wat voor kogel in het lichaam van Van Baarsel wellicht is achtergebleven, en daarmee samenhangend de vraag of de dood van Van Baarsel door een kogel uit het wapen van een van de mariniers is veroorzaakt, zal nooit beantwoord worden.‟  Hiermee verbloemt Bootsma in feite dat hij nooit echt onderzoek naar de zaak heeft gedaan, maar klakkeloos aanneemt wat anderen en met name de mariniers hem hebben verteld, zonder dat op enigerwijze te verifiëren. Bootsma durft zelfs te schrijven: „Rudi gaat nu in het wilden weg om zich heen schieten, hij raakt de marinier  die door zijn arm geschoten wordt. Marijke Drost raakt zwaar gewond doordat zij een aantal kogels in haar borst krijgt. En tenslotte word ook Rien van Baarsel geraakt, hij komt te overlijden.‟ Men is er kennelijk van alle kanten op gebrand om op zijn minst één dode aan de Molukkers toe te schrijven. Maar de feiten vertellen een ander verhaal. Van Baarsel die op een meter afstand van Rudi stond, is omgekomen door zes kogels afgevuurd door één of meerdere mariniers. Rudi heeft geen enkele directe schuld aan de dood van Van Baarsel.

Het was een chaos in de damescoupé en uit alles blijkt dat de mariniers die zelf hebben veroorzaakt. Janneke Wiegers, die onlangs het boekje Dit is een kaping    schreef, was ooggetuige: „Het was een hele chaos. Er werd van alle kanten geschoten. Van buiten af werd er op onze coupé geschoten, maar ook al hier binnen.

Er werd constant door het gangpad gevuurd door de mariniers, terwijl Rudi nog helemaal niet in beeld was. Die was nog niet in onze coupé toen ze al begonnen te schieten.‟  C. van Brakel van het Gerechtelijk Laboratorium maakte een reconstructie in de trein.Terwijl hij op een tekening de daarop aangegeven kogelbanen aanwijst, legt hij uit: „Van Baarsel had zes schotverwondingen en hier is hij dus aangetroffen. Wij konden vaststellen dat de kogels, die de rode banen vormen, van de mariniers kwamen enhier naar toe gegaan zijn. Je ziet wel dat Van Baarsel in die baan heeft gelo pen.‟   In een latere schriftelijke toelichting op het interview zegt Van Brakel: „Uit onderzoek van de kleding van Van Baarsel is gebleken dat rondom die kogelgaten in die kleding geen schotresten zijn aangetroffen. Het niet aantreffen van schotresten in kledingwijst erop dat het slachtoffer is beschoten van een afstand groter dan anderhalve meter. Gezien de geringe afstand tussen de standplaats van het slachtoffer en de loopmonding van de uzi van de kaper   – mijns inziens aanzienlijk minder dan anderhalve meter   – zijn de inschoten in de kleding van Van Baarsel niet veroorzaakt door projectielen uit de uzi van de kaper. Een tijdens de sectie uit het lichaam van Van Baarsel verwijderd projectiel is afkomstig van een pistoolpatroon 9 mm para.

Vastgesteld kon worden dat deze kogel niet afkomstig is uit de uzi van Marcus R.L.(Rudi). Ook een bebloede 9 mm para kogel, gevonden op het gangpad tussen de stoelen 102/105 en 103/106, is niet uit die uzi afkomstig. Het geheel overziend ben ik van mening dat er geen aanwijzingen zijn gevonden dat Van Baarsel is getroffen door een kogel uit de uzi van Marcus R.L. Zeer waarschijnlijk is hij getroffen door  meerdere kogels uit één of meerdere uzi‟s van de mariniers.‟  
Wel constateert van Brakel dat Rudi op de mariniers heeft geschoten in de richting van de deuren waardoor zij binnenkwamen. Op de plaats waar Rudi stond zijn op de grond een dertiental hulzen uit zijn wapen gevonden en de op de tekening ingekleurde kogelbanen laten zien dat die hoofdzakelijk op de deuren gericht zijn waardoor de mariniers binnenkwamen. Ook constateert Van Brakel dat er kogelinslagen van mariniers zijn gevonden in de rugleuning van stoel 105 en in de tegenoverliggende wand van de damescoupé bij de stoelnummers 111/112.

Hendrien Maat vertelt over wat er gebeurde vanaf het moment dat Rudi binnenkwam: „Rudi kwam door die deuren binnen (bij stoel 111/112) en je hoort nu nog wel eens dat hij zoveel mogelijks slachtoffers wilde maken. Nou, als hij dat had willen doen,had hij bij binnenkomst direct kunnen beginnen. Daar lagen twee mensen,‟ Hendrien Maat wijst op de tekening, „en daar drie en wij waren hier met zijn drieën. Dus hij had gewoon in razend tempo nog links en rechts om zich heen kunnen schieten, daar heeft hij alle tijd voor gehad. Maar dat heeft hij niet gedaan. Nee, dat heeft hij niet gedaan.
Max heeft altijd beloofd dat ons niets zou overkomen en dat heb ik tot het laatst toe geloofd.‟   En Hendrien Maat vervolgt: „Nu lees ik in het boek van Bootsma dat Rudi geroepen zou hebben dat iedereen moest gaan staan. Maar als Rudi dat al geroepen zou hebben, denk je dat Van Baarsel dan gedacht heeft: „Nou, dan ga ik maar eens even staan?‟ En het lijkt me onwaarschijnlijk dat die marinier De Waal Malefijt zou hebben gehoord dat Rudi dat riep, zoals in Bootsma staat. Er was zoveel lawaai, er werd van alle kanten op ons geschoten, er werd gegild en door megafoons geroepen dat we moesten blijven liggen. Dat kan gewoon niet, want Rudi kwam door deze deur binnen en de mariniers helemaal aan het eind van de coupé. Hoe kan je dat nou horen?‟

Over het schot van Rudi dat Marijke Drost in haar borst raakte, zijn zowel Janneke Wiegers als Hendrien Maat het eens dat dit niet met opzet is gebeurd, maar in de verwarring die in de enorme chaos ontstond. Van Brakel benadrukt: „Rudi heeft maar  één kant op geschoten, de kant van de marinier, behalve één schot en dat is hier  terechtgekomen,‟ hij wijst op de plek waar Marijke Drost zat, „maar daar is ook de inslag van die noise grenade gevonden. Er zat een hele deuk, scheur zelfs, in de vloer.‟  Janneke Wiegers bevestigt dat Rudi op het moment dat de noise grenade werd gegooid door de consternatie per ongeluk Marijke Drost trof.

Hermien Smits werd dus aan haar hoofd geraakt door twee marinierskogels, Van Baarsel werd door zes marinierskogels gedood, en de rest van de gewonde vrouwen werden geraakt door de enorme hoeveelheid splintertjes die de noise grenade bij de ontploffing verspreidde. In het aanvalsplan staat zelfs dat het gebruik van een dergelijke granaat niet was toegestaan in een coupé met gegijzelden. Het lijkt erop dat de granaat in een wanhoopspoging om de veroorzaakte chaos te bezweren werd geworpen.
Kortom, in weerwil van alle publicaties en overheidslezingen pleiten al deze feiten Rudi Lumalessil vrij van de dood van Van Baarsel en het veroorzaken van het merendeel van de verwondingen die de vrouwen opliepen.

Het is triest om te moeten constateren dat de mariniers die hun medewerking aan Bootsma verleenden, zijn kritiekloze houding volledig wisten te benutten.Rudi heeft zijn leven te danken aan het feit dat hij totaal van de kaart door wat er gebeurde tussen de banken van de gegijzelden op de grond is gaan zitten. Even later werd hij gearresteerd.

Ansje Monsjou (4 juni 1957  – 11 juni 1977)

In het Nationaal Archief bevindt zich het Verslag van de commandant BBE korps mariniers m.b.t. De Punt en Bovensmilde . Het is gedateerd op 20 juni 1977,ondertekend door commandant majoor G. Rignaldus en gericht aan de commandant van het Korps Mariniers te Rotterdam. In dit verslag „behorende bij het Nood - en Initiatiefplan BBE- 2 (alarmpeil) 8 juni‟ staan de namen vermeld van de aanvalsgroepen en hoe ze bewapend waren. Ook is er  een lijst onder de titel „Opponent: Aantal: 9. 8 mannen plus 1 vrouw‟, gevolgd door een opsomming van de posities waar de kapers en de gegijzelden zich zouden hebben bevonden. Hierbij dient opgemerkt te worden dat iedere positie voor een raam- of deurnummer staat. De posities zijn genummerd per raam en deur te beginnen bij positie1, de cockpitramen aan de noordkant (richting Groningen).

Het raam van de cockpit aan de zuidkant(richting Assen) is positie nummer 51.Het bijschrift luidt: Gegijzelden: Mannen 32 op posities 7 tot en met 13. Vrouwen: 15 op posities 16 tot en met 19 .Een eenvoudig rekensommetje leert dat volgens dit verslag 32 mannen en 15vrouwen een totaal van 47 gegijzelden vormen, die zich in de coupés achter de genummerde treinramen bevinden.Dan blijven er vier gegijzelden over. Die vinden we in het verslag terug als: Gemengde groep: 4 op positie 14 . Positie 14 is portaal vier. Omdat er sprake is van een „gemengde groep‟ mag er van uitgegaan worden dat het mannen en vrouwen betreft.In het rapport van Van Brakel staat dat hij Ansje Monsjou aantreft op positie 15. Het portaaltje achter de harmonicadeuren tussen de posities 14 en 15. Het is de plek waar de aanvalsgroep van Hans de Waal Malefijt binnenkomt, die met zijn 12 man sterke ploeg zowel naar links de mannenafdeling als rechts de vrouwenafdeling moet innemen. Hier is enige verwarring. Rosemarie Oostveen zegt in Bootsma dat ze met Ansje in het portaal direct achter de vrouwencoupé sliep en dat is positie 14.

Zij verklaart dat Kees Huybrechts, die op positie 15 sliep, haar tijdens de beschieting door de harmonicadeuren naar de herencoupé loodste. Ansje liet zij achter.Zeker is dat men tijdens de aanval op de hoogte was van het feit dat vier gegijzelden zich niet in de heren- of vrouwencoupé bevonden en dus in de portaaltjes sliepen.Toch is door de precisie- en mitrailleurschutters op beide portaaltjes het vuur geopend. Een hoog geplaatst persoon bij de betrokken marechaussee, die anoniem wil blijven, bevestigt: „Wanneer militairen een aanvalsplan hebben, zullen ze daar niet snel van afwijken. Een nieuw plan maken zal weer veel tijd kosten en als ze eenmaal ingesteld op de aanval zijn wijken ze daar niet van af.‟  

BESLUIT TOT AANVAL, WAARNEMINGEN

„Op de avond van de 10 de juni arriveerden wij omstreeks 23.00h in het beleidscentrum te Assen alwaar dhr. van der Felz, Procureur Generaal, in onze aanwezigheid aan de leden van het beleidsteam de mededeling deed dat in overleg met de regering besloten was dat  – onder de ontbindende voorwaarden dat geen relevante waar te nemen veranderingen in de locaties in de trein plaats zouden vinden  – in de ochtend van zaterdag 11 juni te omstreeks 4.45 h het plan diende te worden uitgevoerd.‟Boven het stuk waaruit dit citaat afkomstig is, staat: Zeer Geheim.

Het is een nota van het ministerie van Justitie en stafofficieren BBE. Het is ondertekend door W.F.K.J.Frackers. Andere namen die vermeld worden zijn directeur officier der rijkspolitie 1 ste klasse, H.G.B. van de Breemen, majoor der mariniers en G.G.J. de Wit , kapitein der koninklijke marechaussee.  De nota vervolgt: „Vervolgens hebben wij ons begeven naar De Punt waar wij Leider Plaats Delict de directeur officier der rijkspolitie 3 de klasse dhr. D. de Jong onze missie hebben toegelicht.

Achtereenvolgens werden door ons vanaf 0.00 h tot04.30h de volgende waarnemingen grondig bestudeerd: A  – Waarneming BBE-K met helderheidsversterkers en Detachement KL met infraroodkijkers.‟   Deze waarnemingen leveren volgens de nota op dat men: „uitermate goed op de hoogte was van de situatie in de trein en wel zodanig dat door ons aangenomen kon worden dat elke beweging werd opgemerkt en gevolgd. Elke beweging van zowel de gegijzelden als de terroristen werden nagenoeg de gehele gijzelingsperiode vastgelegd op zogenaamde bewegingsdiagrammen. Hier kon en kan worden gedestilleerd het bewegingspatroon gedurende dag en nacht van de gegijzelden en kapers.‟

De nota vermeldt verder:

  „B – THERMO VISIE

Nog op vrijdag 10 juni konden wij dankzij bemiddeling van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium te Amsterdam en de optische industrie “Oude Delft” te Delft de medewerking inroepen van de Firma Pickers te Utrecht die beschikte over thermo fotografie. Met die apparatuur kunnen op grote afstand temperatuur verschillen worden vastgelegd:

In het geval van de trein kon met deze soort fotografie de aanwezigheid van één- of meerdere personen op bepaalde locaties worden bevestigd. Gedurende de hele nacht  – voorafgaand aan de actie  – werden met deze apparatuur   – ook in ons bijzijn  – opnamen gemaakt die alle zonder uitzondering het door andere waarnemingen veronderstelde beeld bevestigden. Een afdruk van de laatste opname, genomen om 4.52 gaat als bijlage hierbij.

C  – AUDITIEVE WAARNEMING

Door middel van in de trein aangebrachte afluisterapparatuur werden de onder A en B genoemde waarnemingsresultaten auditief in sterke mate bevestigd.‟  Door deze waarnemingen is het zeer onwaarschijnlijk dat men niet op de hoogte was van de slaapplaatsen van Ansje Monsjou en de drie anderen.Getuigen bevestigen dat er op die balkonnetjes vaker mensen sliepen. Saskia Sein:„Wat ik eigenlijk van te voor wel wist is dat ze niet op die balkons moesten gaan slapen en dat heb ik ook wel eens gezegd tegen Ansje en Rosemarie. Maar ze sliepen daar toch. Ik zei ook tegen ze dat als de trein aangevallen zou worden ze we lvia de deuren op de balkons binnen moesten komen. Er werd daar vaak geslapen. Ansje, Rosemarie en nog iemand.

Ik vond het stom omdat je iedere dag de bevrijding kon verwachten.‟   Janneke Wiegers: „Ze hebben op die halletjes geschoten om te voorkomen dat de kapers van het ene gedeelte van de trein naar het andere zouden gaan. Maar ze hebben ook op halletjes geschoten waar mensen sliepen en waar regelmatigmensen sliepen. Ja, daar sliepen regelmatig mensen, dat was gewoon hun slaapkamertje. Dus dat vind ik heel apart, want dat moeten ze toch gezien hebben met die infraroodcamera‟s? Ze hadden toch precies in beeld waar iedereen lag?Kees Huybrechts sliep daar ook altijd.

Ik herinner mij nog dat hij zei:“Ik steek hier inhet halletje een kaarsje aan zodat ze weten dat ik hier slaap.” Hij zei:“Ik heb heelbewust dat kaarsje aangestoken zodat ze buiten konden zien dat hier iemand was.”En toch hebben ze dat halletje doorzeefd. Hij sliep daar meerdere keren.‟  Bij telefonische navraag bevestigt ook Hendrien Maat dat er regelmatig mensen sliepen.

Leider Plaats Delict D. de Jong vertelt: „In de trein heeft afluisterapparatuur gezeten en onder de trein was de afluisterapparatuur door de kikvorsmannen geplaatst.‟ Op de vraag of die geluidsopnamen een duidelijk beeld gaven wat er in de trein gebeurde en of er constant afgeluisterd werd, antwoordt De Jong: „Ja, altijd. Altijd. Want daar was je op gefixeerd. En er waren drie tolken waarmee ik heb zitten luisteren.

Dat werd continu uitgeluisterd. En natuurlijk ook de andere apparatuur die in de trein zat, dat werd allemaal opgenomen. Dat weet ik zeker, want vaak zat ik de bandopnamen nog eens af te luisteren. We spoelden de banden regelmatig terug om telkens maar weer te luisteren. Er zijn dus bandopnames, maar waar die gebleven zijn? Ik heb daar geen idee van.‟ 

Op beide balkonnetjes sliepen dus mensen en gezien alle waarnemingen lijkt het onwaarschijnlijk dat men niet heeft geweten dat dat gegijzelden waren. Het argument dat men dacht dat het kapers waren, strookt niet met de waarnemingen. De plaatsenwaar alle negen kapers zich in de trein bevonden, staan ook nauwkeurig beschreven.

Van iedere kaper staat exact aangegeven achter welk raamnummer hij of zij zichbevond. Ansje Monsjou, zo stelt Van Brakel in zijn rapport voor het Gerechtelijk Laboratoriumvast, werd geraakt door een tiental projectielen waarvan met zekerheid vastgesteldkon worden dat er zeven behoorden tot de munitie van de mitrailleurschutters, kaliber  7.62 met stalen kern. Van de andere drie zegt Van Brakel: „Van de stukjes lood 3 en 6 en het stukje kogelmantel 5 heb ik niet vast kunnen stellen tot welk soort projectiel ze hebben behoord.‟ Ook werd Ansje getroffen door splinters die rondvlogen bij het exploderen van de deur.

VOORSTE GEDEELTE VAN DE TREIN 

Aanvalsgroep 5 onder leiding van Bertus Peeks bestaat uit vijf man, waarvan er vier een uzi dragen die op volautomatisch mocht staan. De vijfde is met een revolver bewapend.Van deze groep gingen de vier uzi-dragers, onder wie eenheidscommandant Peeks,bij binnenkomst in de trein naar de coupés waar ze Max, Georges en Domingus vermoedden. Als enige groep mochten zij hun wapens op automatisch hebben staan omdat er na dit gedeelte van de trein geen andere coupés meer waren en ze dus geen collega mariniers konden verwonden.

Bij binnenkomst in het portaal moesten ze links de hoek om het gangpad in naar de kleinere coupeetjes. Vandaar is er al in de lengterichting van de trein geschoten, langs de coupeetjes. In de cockpit werd een groot aantal patronen gevonden van zowel de precisie- als mitrailleurschutters en ook van de mariniers. Volgens marinier Victor Jansma(pseudoniem) was hij de enige die bij binnenkomst rechtsaf ging om met zijn megafoon in de herenafdeling de aanwezigen toe te roepen te blijven liggen. Hij was de revolverdrager.Direct achter de cockpit bevonden zich twee coupeetjes: in de voorste, grenzend aan de cockpit werd Max Papilaya gevonden, en in de andere Domingus Rumahmory en George Alexander Matulessy. „Wat ik en mijn ploeg in de trein gedaan hebben is toch al verjaard. Voor verjaring staat 20 jaar en het is nu bijna 40 jaar geleden dus is het al tweemaal verjaard.”  Aldus reageert Bertus Peeks als wij hem op 16 juli 2012 telefonisch om een interview vragen over zijn betrokkenheid bij de bevrijdingsactie.

Op 26 juli sturen we Peeks een aangetekende brief met de vraag wat hij nou precies met die verjaring bedoelde.Eenheidscommandant Peeks heeft niet meer gereageerd. Een snelle rondgang op internet laat zien dat het bij de misdrijven die voor een dergelijke verjaringstermijn in aanmerking komen, met name om moord gaat. Is dat waar Peeks op doelt en geeft hij in het telefoongesprek ongewild aan wat er door hem en zijn ploeg in de trein is aangericht? En als dat zo is, geldt in deze complexe situatie waarin diverse onderdelen van de krijgsmacht en politie onder verantwoordelijkheid van Justitie te werk gingen, dan eenzelfde verjaring? Complex ook omdat in het aanvalsplan sprake is van een krijgsgevangenenprocedure en er tevens gebruik werd gemaakt van de voor militairen verboden Hollow Point 5 munitie.

Maar niet alleen wat Peeks telefonisch zegt roept vragen op. In een publicatie uit2000 stelt hij dat hij bij binnenkomst in de trein eerst dwars door de toilet deuren schiet en dan door de schuifdeuren van de coupeetjes waarachter zich Max ,Domingus en George zouden bevinden. Hij zegt dat hij de kapers ook niet meer levend heeft gezien. Maar klopt dat wel? Hitje Scholten, de politieman die na het beëindigen van de aanval als een van de eersten in de trein was en er vervolgens ruim een week onderzoek deed, zegt: „Max is de enige geweest die nog overeind is gekomen. Die andere twee zijn blijven liggen waar ze lagen. Max is dan nog overeind gekomen en heeft ook een confrontatie met de mariniers gehad, die hem gewoon hebben doodgeschoten.

Op de bank lag er een en op de grond lag er een. (…) Max zat verder voorin en is nog gaan lopen. Die kant op.‟ Waarbij hij op de tekening aanwijst hoe Max vanuit het coupeetje waar hij verbleef door het gangpad langs de coupé van Domingus en George in de richting van het portaal liep vanwaar de mariniers kwamen. En dat is de plaats die Scholten aanwijst als de plaats waar Max neergeschoten zou zijn. Als reactie op wat Peeks suggereert over wat hij en zijn ploeg inde trein gedaan hebben en dat dat verjaard zou zijn, zegt Hitje Scholten: „Ik verbaas mij daar niet over, maar ik kan er ook geen uitspraak over doen.

Maar ik begrijp wel wat hij bedoelt. Dat begrijp ik wel. Maar aan de andere kant… kijk, in zo‟n situatie gebeuren zulke dingen gewoon.‟  Natuurlijk dienen zich een aantal vragen aan: Wat hield die confrontatie met de mariniers in? Gaf Max zich alsnog over en hebben ze hem toch neergeschoten? En als hij buiten de coupé is neergeschoten, is hij daarna dan naar de coupé versleepten daar nogmaals beschoten?

Staat dit in verband met wat Wim Fakkert, een van de gegijzelden die vlak achter dat portaal in de mannencoupé zat, hoorde? In een interview zegt hij dat hij onder de bank weggedoken heeft horen zeggen: „Heb je hem al doodgeschoten? Schiet hem dood!‟ Fakkert heeft niets gezien, maar had wel het idee dat de kapers afgemaakt werden.
Van Brakel is er zeker van dat op Rudi na geen van de kapers nog heeft geschoten in de trein. Hij en de andere onderzoekers hebben daar geen sporen van teruggevonden.

Max John Papiliaya (16 januari 1952  – 11 juni 1977)

Uit het autopsierapport blijkt dat Max zijn verwondingen vrijwel gelijktijdig moet hebben opgelopen, omdat er bij alle wonden tekenen, hoe gering soms ook, van bloeduitstortingen waren. Er wordt vastgesteld dat er schoten vanuit verschillende richtingen op hem zijn afgevuurd, waarbij enkele ten dele in de lengterichting van het lichaam.

Zo heeft Max een schotwond met een diameter van ongeveer één centimeter onder het jukbeen in het gezicht. De wond loopt over een lengte van veertien centimeter achter het oog door tot aan de linkerzijde van het achterhoofd. Een kogel was daar achtergebleven. In het rapport van Van Brakel staat: „Het projectiel is afkomstig van een pistoolpatroon kaliber 9mm para.‟  Deze kogel is onmiskenbaar afkomstig is uit de uzi van een marinier binnen de trein.

De munitie van de precisieschutters was van kaliber 5.65 en van de mitrailleurschutters 7.62 en hadden bovendien een stalen kern. Het is dus onomstotelijk te constateren dat Max een genadeschot in het hoofd heeft gehad door een marinier. De kogelresten die linksboven in de borstholte werden aangetroffen,waren van lood, eveneens kaliber 9 mm para. Bij een schotwond in het been werden wel stalen resten aangetroffen, wat erop duidt dat Max ook een schot van buiten de trein heeft opgelopen. Net links boven het sleutelbeen was een wond van anderhalve centimeter in doorsnee en er vlak naast een van 8 cm.

„Lange beschadiging door  hitte- inwerking‟ wat erop duidt dat er een wapen direct in contact met het slachtoffer is geweest. Door de grote hoeveelheid bloedverlies die deze verwonding veroorzaakte, is dit een van de schoten geweest die tot de dood hebben geleid.Eronder liep een wondkanaal tot in de borstholte. Opmerkelijk is een schotwond meteen doorsnee van 1 cm links in de rug met een loodrechte inslag, wat de waarschijnlijkheid dat het wapen, terwijl Max stond of lag, loodrecht op de rug was gericht niet uitsluit. Max liep in totaal rond de tien tot twaalf verwondingen op.

George Alexander Matulessy (30 juni 1956  – 11 juni 1977)

George werd samen met Domingus in de coupé achter die van Max gevonden. Hij werd door een vijftiental projectielen geraakt. In het laken op de brancard waarop hij de trein verliet, werden twee losse kogels met stalen kern gevonden die van de mitrailleurschutters afkomstig waren. Ook twee kogels die in het linker bovenbeen en het rechter bovenbeen werden aangetroffen, waren van hetzelfde kaliber en oorsprong. In het op de autopsie rapporten gebaseerde verslag van forensisch patholoog Van de Goot wordt een drietal verwondingen van wezenlijk belang geacht:
1) een inschot in de rug met een schotkanaal door de nierregio tot aan de bekkenkam; 2) verbrijzeling van de knie; 3) een door schot door het hoofd.In het rapport van Van Brakel vinden we de kogel terug die de verwonding onder 1 veroorzaakte: een 9 mm para, wat betekent dat het schot door een van de mariniers in de trein moet zijn gelost.

Ook hier is de kogel van uit een loodrechte positie de rug binnengedrongen, het schotkanaal loopt immers in het verlengde van het inschot tot aan de bekken kam. Van dat schot en de verbrijzeling van de knie stelt Van de Gootvast dat George deze verwondingen vanwege de geconstateerde bloeduitstortingen bij leven opliep. Dit is een sterke aanwijzing dat George Matulessy door de aanvalsgroep van Peeks is beschoten nadat hij al gewond in de trein was aangetroffen. De schotwonden in de knie en in de rug duiden erop dat George ze mogelijk staande heeft opgelopen.

Bovendien is er de schotwond in het gezicht vlak onder het rechter jukbeen met een diameter van 1 cm. Dit schot ging door het hoofd heen en veroorzaakte links van het midden in het achterhoofd een uitschot wond met een haakse vorm. Wanneer dit schot bij leven gegeven zou zijn, had het onmiddellijk tot de dood geleid. Het autopsierapport vermeldt echter geen „vitale kenmerken in de vorm van bloeduitstortingen of bloeduitloop‟.

Hieruit volgt dat dit schot na het intreden van de dood is toegebracht, waarbij je je kunt afvragen: was dit een opzettelijk alsnog gegeven genadeschot? Wellicht zijn het dit schot en het schot door het hoofd van Max waar Peeks op doelde met zijn uitspraak over verjaring. Het is opvallend dat zowel Max als George schotwonden op ongeveer dezelfde plaats in het gezicht hebben: net onder het jukbeen. Bovendien verlopen de beide inwendige schot banen van rechts onder naar links boven in het hoofd.

Hitje Scholten, die de doden in de trein heeft gezien en tevens bij de autopsies aanwezig was, zegt hierover: „Ik kan alleen bevestigen dat er  inderdaad een schot in het hoofd zat. Of dat een genadeschot is geweest of dat ze op een lijk hebben geschoten, weet ik niet. Ik kan het niet bevestigen, maar ook niet ontkennen. Maar je moet kunnen zien of het een schot na of voor de dood is geweest. Dat is te zien. Als je namelijk een schot op een lijk geeft, krijg je geen bloeduitstorting meer.

Daarbij moet je wel goed begrijpen dat het maar de vraag is of degenen die geschoten hebben wisten dat het een lijk was.‟  Over de tien procent informatie die volgens Kloppenburg tot heden onbekend is, zegt Scholten: „Dat klopt ja, maar die tien procent krijg je nooit boven water.‟  

Domingus Rumahmory (22 maart 1960  – 11 juni 1977)

Domingus was de jongste van de kapers. Hij was 17 jaar. Hij had een twintigtal verwondingen. In het rapport van Van Brakel staat beschreven dat er zo‟n 12 kogels of kogeldelen in het lichaam van Domingus aangetroffen zijn.

In tegenstelling tot alle andere overledenen beperkt Van Brakel zich bij Domingus tot een summiere beschrijving. Een kogelfragment in het bovenbeen is niet anders geïdentificeerd als een stukje lood. Van alle andere kogels of fragmenten ervan zegt hij dat ze naar alle waarschijnlijkheid afkomstig zijn van het kaliber 7.62 met stalen kern, de munitie waarmee de mitrailleurschutters van buiten de trein schoten.

Het autopsierapport vermeldt verder diverse in- en doorschoten, onder meer in de benen, de hals, de romp en de schaamstreek. Het rapport geeft ook aan dat Domingus, gezien de verschillende richtingen waaronder de schoten zijn toegebracht, tijdens de beschieting van positie is veranderd. Dit kan echter ook betekenen dat er vanuit verschillende richtingen op hem is gevuurd. Zowel bij een verwonding aan het hoofd,waarbij de kogel via de hals intrad, als bij verwondingen aan het hart en de aorta kwamen grote hoeveelheden bloed vrij, wat erop duidt dat deze verwondingen bij leven zijn opgelopen. Het lijkt erop dat Domingus door vuur van buiten is omgekomen, of er door de mariniers nog op hem geschoten is is met deze informatie niet vast te stellen dat er door de mariniers nog op hem geschoten is. Tegelijkertijd is dat niet uit te sluiten.

COCKPIT

Opmerkelijk is ook dat een aantal mariniers blijft volhouden dat er tijdens hun aanloop naar de trein vanuit de cockpit met een automatisch vuurwapen zou zijn teruggeschoten. Marinier Victor Jansma: „Die voorin de trein waren niet gelijk dood, daarvandaan is nog fors teruggeschoten en de ricochets schoten in het talud. Ik zag dat terwijl ik helemaal achteraan liep, dan kan je nagaan wat de jongens vooraan de stoet te verduren kregen.‟ Ook marinier Ruud (pseudoniem) in Dutch Approach zegt dat hij een wapen uit de cockpit zag komen, en eenheidscommandant Peeks heeft dat bevestigd.

In de trein beschikten de Molukkers over maar twee pistoolmitrailleurs: de uzi van Rudi, die zich elders in de trein bevond, en een Sten MK II. Deze Sten werd inderdaad voorin de trein gevonden met in de houder nog 17 patronen. Het magazijn kan maximaal 32 patronen bevatten. Als er teruggeschoten is, zijn er dus maximaal15 patronen afgevuurd. Opvallend is dat de drie deskundigen die in de treinonderzoek deden, het er unaniem over eens zijn dat er niet vanuit de cockpit is teruggeschoten. Ze hebben daarvoor geen enkel spoor aangetroffen. Bovendien is op de beelden van direct na de bevrijding te zien dat er geen enkel cockpitraampje openstaat. Daarbij komt dat je wel een heel slechte schutter moet zijn als je niemand raakt wanneer je met een volautomatisch wapen als de Sten MKII met een vuursnelheid van 450 tot 500 patronen per minuut op een aanstormende groep van minimaal 35 man vuurt.

Dat Peeks, zoals hij in 2000 aan Bootsma vertelde, bij binnenkomst met zijn mannen eerst flink door de deurtjes heeft staan schieten, lijkt onwaarschijnlijk. Wanneer vier man dat m et uzi‟s doen, worden er binnen enkele seconden een honderdtal 9 mm para patronen afgevuurd. Een uzi heeft immers een vuursnelheid van 10 patronen per seconde, zo‟n 600 per minuut.

Bovendien stelt Peeks dat hij bij binnenkomst al op de toiletdeuren schoot. Met 25 patronen per magazijn is het wapen bij het geven van een salvo dan al in tweeënhalve seconde leeg. De verhalen van Peeks, die overigens adviseerde bij het maken van de televisiefilm De Punt  , mogen als stoere praatjes voor collega mariniers die elders in de trein opereerden beschouwd worden. Het is hetzelfde verhaal als bij marinier Rinus die Hansina trof: door stoere verhalen over salvo‟s te vertellen verkeren ze kennelijk in de veronderstelling dat wat zij daadwerkelijk hebben gedaan, verborgen zal blijven.

Er zijn overeenkomsten bij de schoten die Max, George , Ronnie en Hansina opliepen; gevieren hadden ze inschot wonden net boven het sleutelbeen die doorliepen tot in de borstholte. Max en George hadden tevens doorschoten in het hoofd met een inschot verwonding net onder het jukbeen. Hansina en Ronnie hadden doorschoten door het hoofd met respectievelijk een inschot wond net achter het oor en in de kaakhoek.Kees Kommer, toentertijd plaatsvervangend commandant van de precisieschutters,zegt in een interview in 2012:

„Als Hansina nog leefde dan was het de taak van de mariniers om haar te arresteren. Dat was de opdracht, althans de opdracht die ze hadden moeten krijgen: arresteren en niet afmaken. En als ze zelf ook nog zeggen dat ze door de deuren v an de toiletten hebben geschoten… Dat kan niet, dat is nooit de opdracht geweest. Ze hadden de opdracht ze te arresteren en als je dan blind door deuren schiet terwijl je weet dat daar mensen kunnen zitten, dan is dat buiten je bevoegdheid en strafbaar. Als je naar de technieken van een arrestatieteam kijkt, die vuren niet zomaar door een deur. Die trappen ze eerst open en vuren dan nog niet. Ze vuren alleen als er een wapen op hen gericht wordt.‟  34 precisieschutters, waarvan er 28 vanaf de lage kant van de trein vuurden en zes vanaf de hoge kant; minstens twee mitrailleurschutters van de landmacht; zes straaljagers; drie pelotons mariniers, waarvan er 36 op de trein afstormden; vijf  kikvorsmannen bewapend met uzi‟s, explosieven en vuurwerk.

Het is een overmacht aan geweld die eigenlijk niets anders tot doel kan hebben gehad dan het doden van alle kapers. Een trend die in de jaren ‟70 door heel Europa waarde: geen overlevenden onder terroristen. En je kunt je afvragen of de mariniers wel zo professioneel waren. Tijdens de belegering gedurende die drie weken werden er vier vanwege dronkenschap en wangedrag naar huis gestuurd, zo blijkt uit door WV ondertekende stukken uit het Nationaal Archief. Dezelfde WV constateert op 7 juni ook:

„De afgelopen week konden twee zwaarbewapende mariniers straffeloos dronken in hun jeep stappen en zigzaggend wegrijden.‟  Op de vraag of een aantal van de aanvallende mariniers marinier zich mogelijk heeft laten lijden door wraakgevoelens voor de executies van gijzelaars bij Wijster zegt marinier Victor Jansma: „Wij liggen daar met een vijandsbeeld, dat klinkt misschien wat… maar zo is het natuurlijk wel. De meeste mariniers hadden ook Wijster  meegemaakt en hebben mijnheer Butler uit de trein zien schieten. Als je, laten we wel wezen e en landgenoot uit de trein ziet schieten… er waren in Wijster natuurlijk wel drie doden.‟

Belangrijk is de vraag hoe het komt dat de Leider Plaats Delict, die een communicerende rol vervulde tussen het beleidscentrum in Assen en de militairen in het veld, volledig overtuigd was van het feit dat er geen geweld tegen gijzelaars zou worden gebruikt, terwijl de uitvoerenden, onder wie de mariniers en Kees Kommer,daar een heel ander idee over hadden.Kommer zegt dat hij een dag voor de aanval van zijn superieuren te horen kreeg dat er executies plaats zouden gaan vinden en dat dat voor hem de enige reden was daadwerkelijk tot de aanval over te gaan.

„Liever had ik nog een half jaar in de bagger gelegen, want dat is gewoon mijn werk, als ze er dan allemaal levend uitgekomen waren. Van het begin af aan heb ik gezegd niet aan de aanval mee te werken als er geen dreiging van executies was. Als nu blijkt dat ik bewust op het verkeerde been ben gezet, word ik alsnog woedend. Want om eerlijk te zijn, dit achtervolgt mij mijn hele leven al. Iedere keer als ik in Assen ben denk ik er aan. De reden dat ik hier nu met jou zit te praten, is dat er eindelijk gerechtigheid komt. Aan die gerechtigheid en waarheid wil ik voor honderd procent meewerken.

Een parlementair onderzoek zou zeker op zijn plaats zijn. Er zijn onderzoeken geweest voor mindere zaken dan deze. Daarom doe ik dit, voor de waarheidsvinding. En daarom is dit zo belangrijk. En niet alleen om dit, maar ook om het onrecht dat ze is aangedaan vanaf het moment dat ze hier in 1950 aangekomen zijn. Als ze die mensen gewoon dienst in het Nederlandse leger hadden laten nemen, hadden we nu een heel ander verhaal gehad. Ik krijg steeds meer het idee dat er hier bij de trein vuile dingen zijn uitgehaald, dat er dingen zijn gebeurd die niet hadden gemogen.‟ 

Direct na de bevrijding hebben alle ouders via een door hen ondertekend schrijven aan justitie de autopsie rapporten van hun kinderen opgevraagd. Dat werd systematisch geweigerd. Uiteindelijk koos Justitie ervoor om patholoog anatoom Zeldenrust, die op geen enkele wijze bij de autopsies betrokken was, met de Molukse arts Tutuhatunewa te laten praten. Deze verklaart tegenover ons in een interview dat hij de rapporten zelfs niet gezien heeft en genoegen moest nemen met de zeer summiere informatie van Zeldenrust. Op zijn beurt lichtte hij de ouders in. De ouders hebben daardoor nooit dezelfde kennis op kunnen doen als door dit onderzoek naar boven is gekomen. Dat zou er op kunnen duiden dat justitie wel wist wat sommige van de mariniers aangericht hadden en dat graag in het verborgene wilden houden waarmee ze zich direct medeplichtig heeft gemaakt.Tot slot: de monsterproductie Dutch Approach en het boek van Bootsma hebben veel dingen laten liggen. Marinier Ruud zegt aan het begin van deel vier van Dutch Approach dat hij ervan overtuigd was dat op één na alle kapers nog leefden toen zijde trein binnenkwamen. Als de interviewer vraagt hoe ze dan om het leven zijn gekomen, antwoordt hij: „Ja, dat hebben wij gedaan. Ja.‟ En daar stopt het interview dan ineens. Verdere vragen zijn nooit gesteld.

Wat is er dan precies gebeurt en hoe hebben jullie dat gedaan, en waarom? Wij vroegen ons dat wel af en zijn aan het werk gegaan,met dit verbijsterende resultaat.

De nabestaanden hebben zich inmiddels tot mevr. Mr. Liesbeth Zegveld gewend.

NAWOORD

Ergens op een zolder in Bovensmilde staat nog een koffer. Een koffer waarvan je zowel het deksel als de voorkant kunt openklappen. Hij bevat een aantal laden en in één ervan ligt onderin een keurig op de vouw gestreken Nederlandse vlag. Er bovenop een met een even keurige vouw geperst militair KNIL-uniform. In een andere lade bevinden zich militaire onderscheidingen die toebehoorden aan de gene die ooit dat uniform droeg.

De koffer is in bewaring gegeven aan zijn jongste zoon inde hoop dat bewaring zo lang mogelijk gegarandeerd is. Bijna alle ouders van de zes omgekomen Molukse jongeren liggen inmiddels ook begraven op de begraafplaats Boskamp te Assen. Niet ver van hun kinderen. Het meest trieste is misschien wel dat dat „hier‟ is en niet „op een andere plaats‟: de grond waar beide generaties ieder op hun eigen manier zo hard en hoopvol voor hebben gestreden, die van een vrije Republiek Maluku Selatan.

Een traan van waarheid Junus Ririmasse en Jan Beckers

Bronnen :
Drents Archief - Assen Nationaal
Archief   – Den Haag Nederlands
Forensisch Instituut  – Den Haag
Archief Nederlandse Spoorwegen- Utrecht
Utrechts Archief-
Utrecht Nederlands Instituut
Militaire Historie- Den Haag
Universitair Medisch Centrum Groningen-
Groningen Documentaire “Dutch Approach”  
Boek “De Molukse Acties.” (Peter Bootsma)  
Boek “ Een wapen tegen terreur ” ( Christiaan van der Spek )
Boek “ Dit is een kaping.” Janneke Wiegers
 Interviews :Hendrien Maat  – december 2012
Hermien Smits- januari 2013
Janneke Wiegers- maart 2013
Saskia Sein- maart 2013
Dhr. C. van Brakel- februari 2013
Dhr. C. Kommer- juli 2012
Dhr. Hitje Scholten- april 2013
Dhr. D. de Jong- maart 2013
Dhr. Jan Smit- april 2013
Dhr. J. D. Elema- september 2012
Dhr. A.A.M. van Agt- juni 2012
Dhr. F. Tutuhatunewa- augustus 2012
Dhr. Victor Jansma ( pseudoniem)- augustus 2012

Met bijzondere dank aan :Nabestaanden Molukse - en Nederlandse slachtoffers



Leave a Reply.